vrijdag 27 september 2013

Sissy Spacek #1


Over Engeland, Sissy Spacek, familie en Lieke. Verliefdheid in de woorden van zwarte man Mensema.


Nee! Help!

Ik schrok wakker van het gegil van mijn broer die naast me lag op de vloer van de huiskamer van het appartement van onze nicht Carol in het west-Engelse Cheltenham.

-

Wat is er aan de hand, Jack?


Mijn broer knipte het licht aan. Hij zag er bezweet uit en zijn ogen waren groot. Alsof hij een geest had gezien. Wat in zekere zin ook zo was geweest.
Ten eerste had hij een nachtmerrie gehad. Wat daarin precies was voorgevallen wist hij niet meer. Maar zoals het gaat met nachtmerries – of dromen dat je uit een vliegtuig valt (ook een bonafide nachtmerrie) – vlak voordat dat het echt pijn gaat doen, schrik je wakker.
Dat was bij mijn broer ook het geval. Net op tijd was hij wakker geworden. Gelukkig maar. Hij bleek gewoon in zijn slaapzak te liggen, met mij naast zich, ook in een slaapzak. Niet dat dit mijn broer kon geruststellen, want in het flakkerend licht van de dikke kaars verderop – die ik eerderhad gebruikt om nog even wat te lezen in mijn boek – zag hij de wijd open gesperde ogen van Carrie die hem doods aanstaarden.

* * *

Carrie. Van het boek van Stephen King.

* * *

Eind jaren zeventig was Stephen King een van de populairste schrijvers ter wereld. Zijn horrorboeken werden overal uitgebracht, ook in Nederland, zowel in de oorspronkelijke versie als in de vertaling. Jaren later zou ik nog een groot fan van King worden, niet vanwege de horror waaraan ik gewoonlijk een broertje dood heb, maar wel van het ogenschijnlijk gemak van zijn vertellingen.
De doorbraak van Stephen King kwam begin jaren zeventigmet de roman ‘Carrie’, over een muurbloempje in een of ander klein Amerikaans stadje die woont bij haargodsdienstwaanzinnige moeder, en sluimerend de gave van telekinese bezit. Dat is een gedocumenteerde aandoening waarbij de patiënt levenloze dingen weet te bewegen, puur op basis van een mentale inspanning.
Het boek werd destijds veel gelezen en er werd een paar jaar later een film van gemaakt, die eveneens een wereldwijd succes zou worden.
De hoofdrol in de film werd gespeeld door de toen nog onbekende jonge actrice Sissy Spacek, een meisje met grote, lichtblauwe ogen, sluik rossig haar en een opvallend wipneusje.

* * *

In de zomer van 1981 reisden mijn broer en ik door Engeland, waar we her en der bij onze familie op bezoek gingen, maar ook om er de dingen te zien die we gewoonlijk moesten missen. Dat is de ellende als je Engelse familie hebt zoals wij. Ben je dan eenmaal in Engeland – en wij maakten bijna elk jaar de oversteek – dan ga je vooral bij je familie op bezoek. In ons geval was dat Cardiff in Wales, waar onze grandma en grandpa woonden. Mijn broer en ik kenden Cardiff en ook de wijk Llandaff waar onze grootouders van moederskant een huis hadden op den duur op ons duimpje. Maar van de normale Engelse trekpleisters – zoals Stonehenge en Brighton – hadden we geen flauw benul.
Dat we nu op bezoek konden gaan bij Carol in Cheltenhamwas al bijzonder, want zo ver noordelijk waren we nog nooit geweest.

Bij een filiaal van de boeken- en tijdschriftenketen WH Smithin Dover hadden we bij aankomst in Engeland elk een boek voor onderweg gekocht. Ik had mij tevreden gesteld met een of ander Amerikaans boek en Jack had zich ‘Carrie’ van Stephen King aangeschaft.

-

Moet je dat huiveringwekkende gezicht op de cover zien, zei Jack, ze ziet er gewoon niet uit.

-

Uhm.

-

Net zoals op de poster van de film.

-

Ja.

-

Het is precies dezelfde foto.


Dat was ook zo. Het is een sterk beeld uit de film, als het verhaal zijn apotheose nadert. Carrie raakt op een schoolfeest besmeurd met varkensbloed, waarop iedereen haar uitlacht. Ze schiet daardoor in een catatonische staat en dan nemen al haar telekinetische krachten het van haar over en richten een verschrikkelijk bloedbad in het kleine stadje aan.
Het was ook een beeld dat ik maar niet kwijt kon raken, nadat ik de film in 1979 had gezien in de stad waar ik was gaan studeren. Diezelfde avond, nadat ik was thuisgekomen van de bioscoop, meende ik haar te zien lopen over het langgerekte grasveld voor de studentenflat waar ik een kamer had.

Sidderend lag ik in bed. Ik hoopte dat ze zo ver mogelijk bij mij uit de buurt bleef.

En ergens ook weer niet.

* * *

Het rare was: ik was juist heel erg met Carrie begaan. Natuurlijk, zo’n verhaal is het ook, net als de film. De sympathie van lezer of kijker ligt nu eenmaal grotendeels bij de hoofdpersoon, vanwege die rare moeder, vanwege het thema van een lelijk eendje dat ineens een mooie zwaan wordt. Dat soort dingen.
Zelfs als alle verschrikkingen beginnen, voel je aanvankelijk nog een zeker begrip.

Bij mij speelde daarnaast mee dat ik duidelijke fysieke overeenkomsten zag tussen de actrice Sissy Spacek en mijn eerste grote liefde Lieke. Ook Lieke was niet moeders mooiste – ben ik ook niet; dat is mijn broer – maar als je haar eenmaal leerde kennen, als je haar kon zien met de ogen van de smoorverliefde jongeman die ik destijds was, dan was zij hetprachtigste meisje ooit. Een plaatje waar ik het liefst van almet dromerige ogen naar bleef staren, en dan had ik ook nog eens het geluk dat ze mijn vriendinnetje was.

Ook Sissy Spacek had in die dagen datzelfde over zich hangen. Niet direct een stuk, of een ‘depke’ zoals wij jongens toen onder elkaar plachten te zeggen. Ze was wat schuchter. Niet helemaal comfortabel met haar eigen schoonheid.
Je moest even kijken, je moest even de tijd nemen, maar als je dat deed, als je geduldig was, als het je lukte de deur van haar hart te openen, dan openbaarde ze zich in al haar glorie en dan deden al die simpele, alleen op uiterlijkheid gebaseerde overwegingen er niet langer toe. Dan zag je haar ineens zoals God haar bedoeld heeft: wonderschoon, grappig, snaaks, teder, een genot om bij te zijn, een eer om naast te mogen liggen.

In de film wordt een klein tipje van deze sluier opgelicht. Je begint de kern van Carrie te zien, je begint haar te voelen, je ziet hoe haar schoonheid naar buiten toe begint te stralen. Maar ja, het is natuurlijk wel een film en in deze film draait het om de gruwelijke climax. Alles is daar in dienst van en bouwt daar naartoe.
Zelfs de jongeman in de film, die halverwege het verhaal de ware Carrie begint te ontdekken, wordt een fataal slachtoffer van haar telekinetische uitbarsting.

* * *

Lieke maakte het uit aan het einde van 1978. Voor mij had dat niet gehoeven. Ik had het gemakkelijk een leven lang met haar kunnen volhouden, maar ondertussen had ik al genoeg dingen verpest.

-

Jij was altijd al een boefje, zei mijn broer die mij al eerder erop had aangesproken ooit met een toenmalig vriendinnetje van hem te hebben geflikflooid.

-

Ik vrees dat het waar is, gaf ik toe.


Sissy Spacek zou later in veel films vaak een au fondgelukkige huisvrouw spelen. Je kon ook goed zien waarom. Het is net alsof zij met het klimmen der jaren alleen maar mooier wordt, de prachtvrouw die ze uiteindelijk – zoals ik altijd al heb geweten – blijkt te zijn.
De film ‘Carrie’ – die haar doorbraak betekende, ook met deangstaanjagende foto van haarzelf op de begeleidende filmposter – heeft geen zichtbare sporen achtergelaten.
Het grootste verschil tussen haar en Lieke – overigensinmiddels ook uitgegroeid tot een prachtvrouw van net in de vijftig – was het haar. Bij Sissy Spacek was dat sluik, bij Lieke waren het grote krullen.

Na zijn nachtmerrie en daarna ook nog eens de confrontatie met de heftige foto van Carrie op de cover van hetgelijknamige boek dat naast zijn kussen lag, had mijn broer zijn bekomst wel gehad. Voor de rest van onze vakantie in Engeland in 1981 zou hij alleen nog maar leuke stripboekjes van Charlie Brown lezen.
Als hij mij dan zo’n boekje gaf wanneer ik me verveelde, dan weigerde ik die pertinent. Weliswaar was ik rond die tijd grotendeels over het verlies van Lieke heen, maar CharlieBrown deed me er onherroepelijk aan terugdenken. Een van de weinige goede dingen die ik namelijk ooit in mijn leven heb gedaan, was een Charlie Brown stripje tekenen voor Lieke toen ze 17 werd in het begin van 1978. Zij was er maar wat blij mee. Zoiets had nog nooit iemand voor haar gedaan.

Een maand later kregen we verkering.

© Bill Mensema



   

dinsdag 17 september 2013

Strike


Zwarte man Mensema pakt als vanouds de zwarte draad weer op als hij geconfronteerd wordt met nieuws uit het westen van de provincie. Nood breekt wet. In tijden van crisis en schaarste ziet zwarte man Mensema dwarsverbanden. Strike is het motto.


Het principe van bowlen is gemakkelijk: je hebt tien pins en één bowlingbal. Met die bal probeer je de pins omver te werpen. Je hebt twee worpen per beurt.

Pins, bowlingbal. Twee verschillende entiteiten, ook met verschillende eigenschappen. De pins staan en de bal rolt. Het kan niet omgekeerd. De bal kan wel staan, maar niet met z’n tienen tegelijk aan het einde van de bowlingbaan. Daarvoor is de bal te dik, te rond, te groot.
De pin kan alleen over de breedte rollen, maar vanwege de asymmetrische opbouw van de kegel – een bol koppie, een, lange, dunne nek en een volle kont – kan de pin nooit richting houden en is die dus stuurloos.
Zoals gezegd mag je per beurt driemaal een poging wagen om met je bowlingbal alle kegels van hun plaats te gooien. Dat is sympathiek, maar het gaat natuurlijk om die ene, eerste worp. Als je het goed doet, dan knal je alle tien pins in één gooi van de baan af. Dan ben je de held. Dan verdien je terecht het maximale aantal punten. De Amerikanen noemen zo’n worp een STRIKE. Wij doen dat ook, op gepaste, juichende wijze. In zo’n geval roepen we: STRIKE!

Er zit kortom veel symboliek in het spelletje, die we ook kunnen toepassen op het echte leven. De meest opvallende is natuurlijk deze: de kegels zijn net obstakels op onze weg. Hoe dienen we daarmee om te gaan? Het antwoord is simpel: er volop in gaan.

Laten we ter verduidelijking zo’n obstakel benoemen. Er zijn genoeg problemen in de wereld – de verschrikkelijke burgeroorlog in Syrië, de aanhoudende economische crisis (ook hierin helpen wij de verkeerde mensen), de steeds drukker bezochte voedselbanken, het stupide Eurosyndroom, de al te lang doorgedraaide technologische (media)revolutie – maar laten we ons richten op iets dat we direct voelen in onze portemonnee. Laten we ons richten op de absurd hoge benzineprijzen van de laatste tijd.
Voor dezelfde liter Euroloodvrij betaalt men in Iraaks Koerdistan tien cent aan de pomp (het heet daar Irakloodvrij), terwijl wij tegenwoordig blij zijn dat het nog net geen €1,80 is.
We gaan het nu niet hebben over de componenten waaruit de Nederlandse prijs is opgebouwd, maar gewoon over de hoogte van de prijs. Die is hoog. Erg hoog. Zo hoog dat men het een obstakel op de weg zou kunnen noemen. Ofwel een kegel. Aangezien het bijna overal in Nederland zo hoog is – behalve in een plaats die wij voor het gemak het buitenland noemen waar het ook hoog is, maar stukken minder hoog – kan je zeggen dat er hier een bende kegels op de weg staan.
Hoe nu kunnen we deze kegels met één welgemikte STRIKE verwijderen?

Wij noemen als lichtend voorbeeld een Groninger uit Grootegast. Natuurlijk, Grootegast ligt in het Westerkwartier en daar zijn de Groningers bijna Friezen. Het is daar een apart slag mensen. Vergelijkbaar met Eilanders. Het zijn daar net een stelletje anarchisten. Regeltje zus, regeltje zo. Ja, ja, zeggen ze daar in het Westerkwartier, dat is ook zo. En ondertussen gaan ze mooi hun eigen gang.
Zo ook deze kerel uit Grootegast die maandenlang overal zwart is wezen tanken en nooit betrapt kon worden omdat hij een vals nummerbord gebruikte. Hij kwam aanzetten bij het pompstation, goot zijn tank vol, alsmede een stel jerrycans, wees vervolgens in de lucht alsof daar iets heel bijzonders te zien zou zijn, de pompbediende verbaasd omhoogkijken en die kerel uit Grootegast sprong intussen in zijn auto en ging er vandoor, met talloze liters Euroloodvrij die hij kostenvrij had weten te bemachtigen.
De benzine verkocht hij dan ’s nachts weer aan vrienden en bekenden voor negentig cent de liter.

Hij werd de benzinepiraat van het Westerkwartier genoemd.

Helaas is hij vorige week opgepakt.

‘STRIKE!’, juichten de politieagenten, ‘We hebben hem te pakken.’

Jammer want we hebben hier een mooi voorbeeld van hoe één bowlingbal – die kerel uit Grootegast – maandenlang een stelletje waardeloze kegels – de hoge brandstofprijzen – wist te verschalken. Voor zo lang dat goed ging, zeg ik: STRIKE!

Bill Mensema.

PS. De man op de foto is niet de benzinepiraat, maar zwarte man Waits.

donderdag 12 september 2013

Bowling for Veendam

De lokale media hadden het er maar druk mee. Er werd gesproken over een toetje in relatie tot de voormalige SC. Na het lezen en zien moeten wij helaas concluderen dat er enkel sprake is van luchtverplaatsening. Een plumpudding.

De zwarte mannen hadden ooit veel vragen, maar antwoorden hebben we nog steeds niet. Als de juiste vragen niet gesteld worden en betrokkenen zich verschuilen achter een overleden suikeroom, wordt eens te meer duidelijk dat de voormalige club aan de Langeleegte zieker dan ziek was. Palermo aan de Langeleegte.

Als je als journalist kond doet dat je alles inzake de club hebt ingekeken, maar dat je daarna als voormalige mediapartner niet in staat bent dingen als een luis in de pels te duiden zegt dat ook iets. Veendam krijgt blijkbaar wat het verdiende.

Waar blijven de kritische vragen richting verantwoordelijke bestuurders van de SC (o.a. hede ten dage burgemeester van een naburige gemeente of directeur van een regionale omroep). Wat wisten zij nu precies? Of de gemeente (de wethouder die nog immer bezoldigd adviseur is bij de voormalig hoofdsponsor). De spreekwoordelijke mantel der liefde? of andere, eigen belangen? Een journalistiek oordeel wordt niet gegeven. Jammer. Als je de ronkend aangekondigde artikelenreeks leest zou je bijna denken dat de conclusie is dat het zonde is dat er geen zwart geld meer voorhanden was voor club. Curieus.

In tijden van crisis valt misschien te begrijpen dat het Groninger journaille met zichzelf bezig is. Jezelf interviewen is dan ook een voor de hand liggende en kostenbesparende optie. Toch raar dat in tijden van globalisering lokaal nieuws meer en meer aan marktwaarde schijnt te winnen. De regio is hip. Investeerder Warren Buffet steekt niet voor niets geld in lokale kranten. In onze regio zien wij dat niet terug, maar goed, zwarte mannen hoeven ook niet alles te begrijpen.

Wij kunnen ons het momentum vlak voor het uitspreken van het laatste faillissement nog herinneren. Het noordelijke journaille was vrijwel unaniem van mening dat het allemaal op het laatste moment wel goed zou komen. Het kwam uiteindelijk niet goed en een a-merk als de Langeleegte is om zeep geholpen door het in handen te geven van mensen met teveel tijd en geld, maar met weinig tot geen sociale intelligentie en werkelijke betrokkenheid. Belangenverstrengeling en ambities die groter waren dan voetbal in de Veenkolonies (lokale jongens met ambities die op vrijdagavond onder vier lampen voetballen) heeft hiertoe bijgedragen. 

Wij zijn opgevoed met het idee dat fatsoen fatsoen aantrekt en daarom gaan we onze pijlen ook richten op iets anders. De zwarte mannen maken een doorstart als bowlingclub. Zwarte man Sandman legt uit waarom. Bowlen als metafoor voor her leven.

Om ruis te voorkomen. Wij financieren alles zelf. Sms acties doen we niet aan. Als we een benefiet organiseren moet u zelf de drank meenemen. Als we zeggen dat we iets betalen dan doen we dat ook. Wij zijn ons eigen goede doel. Stem op bowlen, stem op de zwarte man. Bowling for Veendam.



De zwarte mannen houden vol…

…en gaan verder als bowlingclub. SC Veendam is niet meer, het stadion wordt gesloopt en wij zwijgen, op onze blog. Wat jammer, dacht ik, we waren zo goed bezig. Het moet toch mogelijk zijn om een vervolg te geven aan ons, als De zwarte mannen?
De afgelopen weken, nee, maanden, heb ik mij daarover het hoofd gebroken. Zonder een centimeter verder te komen. Tot ik donderdag, terwijl mijn zoon achter de iPad zat, met een biertje naar The Rum Diary keek, gebaseerd op the long lost novel van ons aller Hunter S. Thompson. Geamuseerd zag ik hoe de protagonist, Paul Kemp, alszijnde verslaggever van de San Juan Star het bowlen versloeg. Dat schijnt daar, althans zo leerde de film, volkssport nummer 1 te zijn. En ineens had ik het: we gaan verder als bowlingclub.
Immers, het bowlen speelt tevens een hoofdrol in The Big Lebowski. De film Crazy Heart, eveneens met Jeff Bridges in de hoofdrol, begint als singer/songwriter Bad Blake aankomt bij een bowlingcentrum en zijn impresario daarom vervloekt en zelfs in de eveneens aan te raden rolprent Sideways wordt er gebowld.
Kortom, we willen er in Nederland niet aan, maar bowlen is cool! Een zwaar onderschatte sport en het wordt tijd dat daar verandering in komt.
Daarom gaan De zwarte mannen nu bowlen. Niet in een competitie of zo, maar eens in de twee, drie maanden ter ontspanning. Hebben wij ook eens een netwerkclubje. Dan gaan we bier drinken, bowlen, schnitzels eten zo groot als kettingkasten en ouwehoeren en vooral luisteren naar muziek die er toe doet. We zullen geen vaste plek van samenkomst hebben, maar gaan de uitspanningen in stad en ommeland bij langs en zelfs misschien over de grens (dat was al een ideetje van zwarte man Bill. Die bijeenkomsten zullen niet het karakter hebben van een media-event, maar wij zullen op deze plek weer kond doen van onze belevenissen en wat ons verder op de lever ligt. De doelstelling van De zwarte mannen verandert slechts in detail. We hebben ons doodgevochten voor SC Veendam, maar SC Veendam is niet meer. Als iets niet kan, dan kan het niet. Het is vanaf nu: De zwarte mannen, ten behoeve van het algemeen nut en van het bowlen (ik schreef bijna blowen) in het bijzonder.

The Dude abides. De zwarte mannen ook.