woensdag 26 december 2012

Een kerstverhaal


Kerst. Tijd van bezinning en reflectie. In navolging van andere periodieken blijven de zwarte mannen inzake een bijlage niet achter. Zwarte man Mensema heeft zich laten inspireren door hetgeen zich 2000 jaar geleden tijdens een volkstelling heeft afgespeeld. De pen deed de rest. De zwarte mannen wensen u fijne feestdagen.

Op de kop af 2012 jaar geleden werd het kindeke Jezus geboren in een stal in Bethlehem. Over het kindeke dat zou uitgroeien tot de Verlosser zijn onderhand talloze boeken vol geschreven, met als meest in het oog springende vanzelfsprekend de met prachtige zwartwit plaatjes geïllustreerde kinderbijbel van Anne de Vries. Maar wat weten wij eigenlijk over de stal?
En weten wij nog wie er – ruim twee uur voor de drie wijzen uit het oosten – als eerste op kraamvisite bij Jozef en Maria kwamen?

Zomaar twee belangwekkende vragen die in het tumult rond Kerstmis altijd weer ondergesneeuwd raken. Gelukkig zijn er de Zwarte Mannen. Zwarte Mannen zouden immers geen Zwarte Mannen zijn als zij niet geregeld hun zwarte licht over dergelijke zaken zouden laten schijnen.

Allereerst de stal. Dat was geen stal maar een modern geoutilleerde kraamkliniek. Naast maar liefst vier van alle gemakken voorziene bevallingsruimtes, was er ook een kamer voor echoscopie en er werd zelfs vruchtbaarheidsonderzoek verricht.

2012 jaar geleden al?
Jawel.

De eigenaar van de kliniek – tevens DGA van de instelling – was Boer Harms, een veelzijdig mens. Niet alleen was hij eindverantwoordelijke voor de dagelijkse gang van zaken op de kliniek, hij was ook kraanmachinist en eveneens zanger van een boerenrockcombo dat midden jaren zeventig ongekende successen zou vieren met klassiekers als ‘Ik ben Boer Harms, ik kom uut Bethlehem en ik hol van disco’ en ‘Van Olle Pekel via Bethlehem noar Amerika’.  

Kan dat überhaupt wel? 2012 jaar geleden, dan weer de jaren zeventig?
Natuurlijk kan dat! Val me niet lastig met dat gezever over discrepanties in tijd!

Het merendeel van de tijd was Boer Harms – ook bekend als BH op de plaatselijke Rotary – evenwel boer. Van huis uit een bietenboer, maar daarvoor waren de akkergronden rondom Bethlehem te arm. In plaats van bieten teelde Boer Harms graan. Vooral haver.
Zoals het gaat op zwakke grond haalde Boer Harms er met een gemengd bedrijf het meeste rendement uit. Koeien zou mooi zijn, maar kom maar eens om mals gras in het Bethlehem van rond het begin van onze jaartelling. Het was daar destijds alleen maar droog en dor. Dus Boer Harms deed wat alle boeren daar deden: naast zijn strak afgescheiden haverveld hield hij geiten en ezels, die in zo’n landschap wel goed kunnen gedijen.
Geiten houden is gemakkelijk. Die beesten redden zich wel. Maar ezels – economisch uitermate verantwoord vanwege ezelinnenmelk voor Cleopatra in Egypte en zeepgigant Assmilk Soap te Boise, Idaho – vormden vaak een groot beheerprobleem. Zeker als een ezel het weer op z’n heupen kreeg en alle andere dieren in de weide al balkend opjoeg, zodat ze er bijna een hartverzakking van kregen.
‘Je kunt ezels natuurlijk altijd afschieten’, placht Boer Harms dan te zeggen, ‘maar dat is ook zowat.’
In plaats daarvan zette hij zo’n onhandelbare ezel liever apart in een van de kamers van zijn kraamkliniek.
Moeders die daar op dat moment lagen te bevallen klaagden nog weleens. Zo’n ezel naast het kraambed vonden ze een tamelijk onhygiënische bedoening.
‘Aan hygiëne doen we nog niet in het jaar 0’, antwoordde Boer Harms dan stoïcijns.
‘Is dit het jaar 0?’ vroeg een aanstaande jonge vader verwonderd, ‘Volgens de As Syrische kalender is het toch het jaar 5664?’
‘In de bevallingsruimte hiernaast is net het kindeke Jezus geboren,’ zei Boer Harms.
‘O,’ zei de jonge vader, ‘Vandaar.’
‘Godallemachtig!’ kermde de jonge vrouw die op het punt stond moeder te worden, ‘Wat doet dit een pijn! Ik wil een ruggenprik.’
‘Ga maar even op je zij liggen,’ zei Boer Harms terwijl hij een injectienaald uit zijn jas haalde.

Geen hygiëne maar wel injectienaalden? Maak dat de kat wijs!
Heb ik al gedaan. Mijn kat kan er niet mee zitten.

Wie er ook niet mee kon zitten was de ezel in de bevallingskamer waar net het kindeke Jezus geboren was. Terwijl Maria uitgeteld in bed lag wist het beest wel raad met de placenta die in een dikke plak op de grond lag.
Op dat moment werd er op de deur geklopt.
‘Zouden dat de drie wijzen uit het oosten zijn?’ vroeg Jozef.
‘Ik denk het niet,’ zei Boer Harms, ‘De wijzen hebben me net getwitterd dat ze nog stilstaan bij de veerpont over Jordaan, aangezien de chipautomaat kapot is.’
‘Dat zal je altijd zien op Kerstavond,’ zei Jozef, ‘De pinautomaat bij de ABN AMRO deed het vanochtend ook al niet.’
Er werd nogmaals geklopt op de deur van bevallingsruimte BK1.2, waarop Boer Harms de deur open deed en drie vreemdelingen binnentraden.
‘Wie zijn jullie?’ vroeg Jozef.
‘Wij zijn drie Zwarte Mannen uit het noordoosten,’ sprak Zwarte Man Van de Bijl met zijn sonore basstem.
‘Jullie zijn niet de wijze mannen uit het oosten?’ vroeg Jozef.
‘Bedoel je die kerels uit Enschede?’ vroeg Zwarte Man Fousert, ‘Nee, die zijn wij niet. Wij komen uit Veendam.’
‘Hoe zijn jullie hier eigenlijk gekomen?’ vroeg Boer Harms.
‘Alles bij ons begint en eindigt met de N33,’ sprak Zwarte Man Hadders met zachte stem, die voor goede toehoorders zijn bezwaard gemoed verried. Want het kleine, kraaiende kindeke in de kribbe – dat later bekend zou worden als Jezus, als de Heiland, als de Messias, als De Zoon Van God, als Christus, als de Verlosser, als de nozemzoon van de timmerman – zou ooit gekruisigd worden op een voor hem overigens geenszins Goede Vrijdag op de bespottelijk jonge leeftijd van 33 jaar. Zwarte Man Hadders, net als de andere Zwarte Mannen goed vertrouwd met de kinderbijbel van Anne de Vries, was zich hiervan terdege bewust en het voelde alsof hij met het uitspreken van de naam van de levensader van Veendam tevens een doodvonnis over de pasgeborene uitsprak. Maar wat kon Zwarte Man Hadders anders doen dan in aanwezigheid van De Zoon Van God de waarheid spreken?
Gelukkig kon het kindeke Jezus nu nog niets verstaan van wat er zoal gezegd werd. Nu had het alleen nog maar oog voor de mallotige gezichten die Zwarte Man Fousert trok boven de kribbe.
Intussen pakte Zwarte Man Hadders zijn ukelele en zong voor het jonge gezin zijn Top Tien hit ‘De Poolse bruid’. Maria ontwaakte en keek gelukzalig toe hoe haar man Jozef en haar zoontje – het kindeke Jezus – enthousiast mee klapten met het aanstekelijk liedje over een bruid uit een land waar niemand in het jaar 0 nog van wist waar het lag.
Alleen Boer Harms was minder onder de indruk.
‘Ik ben zelf een boerenrocker,’ verklaarde hij achteraf, ‘Daarom houd ik van meer diepgang in de teksten, zoals bij Bob Dylan en Bob de Nijs.’
‘U bedoelt zeker Rob de Nijs,’ zei Zwarte Man Fousert.
‘Wie Rob de Nijs is weet ik niet,’ zei Boer Harms, ‘Maar Bob de Nijs was de beste van de vijf Beatles. Ik heb al zijn cd’s, ook van na de breuk.’
Ineens moest Maria kreunen. Jozef ging snel bij haar staan en greep haar hand vast. Ook de ezel, die inmiddels alle nageboorte verorberd had, liet zich niet onbetuigd en slikte het laatste zweet op Maria’s voorhoofd weg.
Dit was tevens het moment dat Zwarte Man Van de Bijl het woord nam en met het gezag dat hem eigen is verklaarde dat de Drie Zwarte Mannen uit het noordoosten naar Bethlehem waren gekomen om het kindeke Jezus drie waarlijk kostbare schatten uit de Veenkoloniën te overhandigen.
‘Allereerst brengen wij u een joekel van een suikerbiet.’
De jonge ouders namen het dankbaar aan.
‘Vervolgens brengen wij u droge worst.’
Jozef had de lekkernij al op voordat hij het doorgaf aan zijn maagdelijk bleke vrouw.
‘En tot slot deze fraaie kleurenposter van Angelo Cijntje.’
Nu werd het stil, want zoiets moois hadden Jozef en Maria nog nooit gezien.
‘Die hangen we op in de kinderkamer,’ sprak Maria stellig.
‘Ik timmer er een mooi frame om,’ beloofde Jozef plechtig.
‘Die voetballer lijkt als twee druppels water op Bob de Nijs,’ merkte Boer Harms verrast op.
Ze lieten de poster ook zien aan het kindeke Jezus in zijn kribbe, dat direct met een brede glimlach om de mond een soort van rondje boven het hoofd van Angelo Cijntje tekende met zijn linker knuistje.
‘Zalft ie Cijntje?’ vroeg Zwarte Man Fousert fluisterend aan Zwarte Man Hadders.
‘Het lijkt er wel op,’ fluisterde Zwarte Man Hadders terug.
‘Als dat echt zo is,’ zei Zwarte Man Fousert, ‘dan zal dat wel blijken tijdens de thuiswedstrijd van Veendam tegen Sparta.’
‘Zo is het.’

Het zou nog lang gezellig blijven in de stal in Bethlehem, zeker toen Boer Harms samen met Zwarte Man Hadders de Veenkoloniale klassieker ‘Als het gras twee kontjes hoog is’ ten gehore bracht.

En in de laatste donkere dagen voor Kerst – toen een kil pak sneeuw in de Veenkoloniën ons deel was en de ster van Bethlehem vanwege de nevel boven het land nog niet te zien was – kreeg Sparta in De Lange Leegte een verpletterende 2-1 om de oren.

© Bill Mensema


Geen opmerkingen:

Een reactie posten