zaterdag 3 november 2012

Afscheid

Langs de zijkant van de Martinikerk staat een paarse rouwwagen van het type Volvo V90 geparkeerd. De mobiele telefoon bericht van een nieuw schrijven. Ter hoogte van de winkel vol met zwerfsportartikelen open ik de juiste applicatie en zie dat zwarte man Sandman zijn laatste column voor de Gezinsbode heeft gestuurd. Dit mag de blog. Nee, dit moet op de blog.

Sandman keert terug naar de streek waar hij 'weg' komt. Deze zwarte man gaat terug naar het voedingsgebied van de SC. Een thuiskomen. Lees in de column zijn verantwoording.

In de Veenkolonies kan zwarte man Sandman's schrijven niet altijd gelezen worden. Gelukkig komt er binnenkort onder de titel 'Laatste bus naar Slochteren' een bundeling van  zijn beste Gezinsbode columns uit.

Zwarte mannen houden niet van zelfbevlekking, maar geef toe, dit is natuurlijk een typisch gevalletje zwarte mannen kado idee in deze steeds donker wordende dagen.

O ja, die rouwauto stond er in het kader van de rouwbeurs. De dood is het stilste levenslied. Zwarte mannen zijn het daar wel over eens. Daar is geen woord paars bij. Zwart zal overleven. Sandman gaat naar de Kanaalstreek. Daar kan de vlag in top.



Als de mannen van het vijfde donderdags na de training naar Vera gingen, probeerde ik me daar een voorstelling van te maken. Dat was een wereld ver weg. De muziek interesseerde me van A tot Z, ik bedoel, ik luisterde naar de Vpro, naar programma’s als De Wilde Wereld, maar hoewel ik als achttienjarige de leeftijd had, ik peinsde er niet over om naar een concert te gaan. Dat durfde ik niet.

Dat wat er in Vera gebeurde, zo maakte ik op uit de verhalen, daar moest ik maar niet heen. De flessen bier vlogen je om de oren en ik wilde voorkomen dat ik doodgedrukt zou worden tijdens het pogoën. Daarbij gingen ze soms nog naar de hoeren en zo was ik niet opgevoed.

De stad Groningen was in mijn beleving bevolkt met jongeren die hun neus ophaalden voor iemand uit Stadskanaal, die zo’n boertje van buiten niet eens zouden aankijken en als ze het al deden dan zou dat met zoveel dedain zijn dat zo iemand uit Stadskanaal op van de zenuwen de eerste bus weer naar huis nam, nog voor een noot muziek geklonken had.

Dat het wel meeviel hoorde ik pas toen ik naar Winschoten verhuisde. Vrienden uit de Rozenstad vertelden in geuren en kleuren dat ze eens kaarten in de voorverkoop hadden besteld, ik meen voor Killing Joke. Een uur voor aanvang van het concert werden ze bij de kassa uitbundig begroet: ‘Daar zijn de Winschoters! Achttien kaarten in de voorverkoop!’

Mijn angst om onder te gaan in het dansgeweld was overigens niet zo heel gek. Richard, een van mijn beste vrienden, herinnerde zich die avond: ‘We waren op tijd en stonden lekker vooraan. Wat we wel gek vonden was het weinige publiek. Tot een minuut voor aanvang ineens de grote deuren opengingen en een horde punkers en new wavers binnenstormde die bij de eerste klanken onmiddellijk losgingen in een woeste krijgsdans. In no time stonden we weer achterin de zaal.”

Toen ik 12,5 jaar geleden in de stad Groningen kwam te werken, als redacteur kunst en cultuur bij de Groninger Gezinsbode, hield ik dan ook mijn hart vast. Wat moest ik daar? Tussen al die bijdehante stadjers?

Ik had ‘ja’ gezegd toen ik voor de functie werd gevraagd, maar niet blakend van zelfvertrouwen. Dan moest ik naar Vera, naar De Oosterpoort, het Groninger Museum. Ik moest zorgen dat ik on speaking terms raakte met programmeurs en directeuren en ik zou er zelfs over moeten schrijven. Durfde ik dat?

De eerste jaren zat ik in het Groninger Museum als een kip naar het onweer te kijken naar Bono, naar Gorbatsjov en Jane Collins, maar alles wende en op zeker moment hoorde ik mezelf een vraag stellen aan Philip Glass.

De wereld van kunst en cultuur in Groningen is, ondanks het voortdurende geldgebrek, een boeiende biotoop, waarin plek is voor iemand met een goed idee. Wat ik nooit had kunnen bevroeden is dat ik me thuis ben gaan voelen in de stad. Op een dusdanige manier dat, toen we vanuit Groningen naar Slochteren verhuisden, ik met de blik van een stadjer naar het dorpse leven keek, het uitgangspunt voor deze serie verhalen.

Het gekke is weer dat ik juist in de stad leerde mijn eigen identiteit te koesteren. Ga niet met de meute bij, blijf bij jezelf. Een van de adviezen van Jacques J. d’Ancona heb ik altijd onthouden: ‘blijf leuke dingen doen’. Ik dacht eerst dat ie speciaal mij bedoelde, maar hij zei het tegen iedereen. Los daarvan: behoud de eigenheid en al is dat de Veenkoloniën, als je een goed verhaal hebt, zal niemand je uitlachen.

Met mijn vertrek bij de Groninger Gezinsbode, per 1 januari 2013, komt er een einde aan deze rubriek. Niet alleen omdat ik redacteur van De Kanaalstreek word, maar ook omdat ik niet meer met de blik van een stadjer naar het dorp kijk.

Herman Sandman




Geen opmerkingen:

Een reactie posten