dinsdag 27 november 2012

Veendam - Excelsior

Zwarte mannen zijn zwarte mannen omdat ze mannen zijn die de dingen op zwarte mannen wijze doen. Dus geen wedstrijdverslag tijdens het ontbijt op de zaterdagochtend na de avond van de wedstrijd. Nee, wij gaan voor een uitgebalanceerd verslag op de dinsdagavond. Zwarte man Mensema is scribent van dienst.



‘Het is nu 1-1’, zegt Oscar.
‘Echt waar, joh?’

Terwijl de pas na de pauze gearriveerde Zwarte Man Van der Veen zich door het jonge knaapje met de grote ogen laat bijpraten over het scoreverloop tussen SC Veendam en Excelsior moeten wij – onze jongens in het geelzwart op het veld, en op de tribune achter het doel onszelf in het zwart en de Veendam Fanatics in een allegaartje aan kleuren – even bijkomen van de goal die de Rotterdamse gasten in De Lange Leegte net scoorden. Hoe is het mogelijk? We wrijven nog eens in de ogen. Niettemin klinkt het wel degelijk over de stadionsprekers dat het nu 1-1 is.


‘Godverdikkie!’ horen we moeke Alberts op de familietribune verderop hardvochtig schelden.

Zo is het ook. Wat hebben we hier nou aan? Want Veendam startte de eerste helft met een ijzersterk offensief, culminerend in een knaller waarmee de thuisploeg al snel op een 1-0 voorsprong kwam.

‘Die werd gemaakt door Tom Overtoom’, vertelt de kleine Oscar aan Zwarte Man Van der Veen.
‘O ja, joh?’

Gedurende de eerste helft zochten de Rotterdammers naarstig naar een gelijkmaker. Tevergeefs, want van achteren zat het potdicht bij SC Veendam.   

‘Bij de les blijven Veendam!’ schreeuwde moeke Alberts vanaf de tribune.

Goed bedoeld advies, maar het was niet echt nodig. De Veendammer defensie smoorde elke aanval van Excelsior. En aan de linkerzijde was daar ook nog eens Angelo Cijntje die niet alleen strak verdedigde maar ook geregeld als een pitbull de bal aan de tegenstanders wist te ontfutselen.

‘Grauw’, imiteerde Zwarte Man Fousert de voetballer en leek daarbij verrassend veel op een buldog.
‘Grom’, imiteerde Zwarte Man Mensema de voetballer en leek daarbij onthutsend veel op een Mopsneus.
‘Grappig’, mopperde Zwarte Man Klein Goldewijk niet zonder ironie, ‘maar ik kan er verdomme amper iets van zien.’

Ja, dat is ook wat. Na het eerste doelpunt stormden wij naar het veldhek om SC Veendam toe te juichen. We schreeuwden om Veendam. We schreeuwden om meer. En toen schreeuwde Zwarte Man Klein Goldewijk het uit van de pijn, aangezien hij de punt van de stok waarmee de kleine Oscar een grote, gele Veendam vlag zwaaide in het oog kreeg.

Volgens de anderen valt de blauwe bult bij zijn oog mee, maar Zwarte Man Klein Goldewijk vreest voor de rest van zijn leven stekeblind te zijn. Dan is het toch bijzonder dat juist hij opmerkt dat Mighty Mitch – ondanks die verduvelde gelijkmaker van daarnet – een puike pot speelt. Breed als Mitch Apau van zichzelf al is rent de Veendammer verdediger gewoonlijk ook nog eens met gerechte schouders, terwijl vuurvonken van zijn schoenen afspatten. Als zo’n razendsnelle kleerkast op je af komt stormen, dan ga je vanzelf wel aan de kant.
Zoals gezegd had SC Veendam gedurende de eerste helft de boel van achteren goed op slot, ook al moest keeper Theo Timmermans tweemaal een snoekduik maken om erger te voorkomen. Wat op zich bewonderenswaardig was, want in de 20e minuut liep een speler met zo’n enorme knal tegen hem op dat de twee daarna voor een paar minuten knock-out naast elkaar op het veld lagen.

‘Dat ging echt van boem’, zegt de kleine Oscar tegen Zwarte Man Van der Veen.
‘O ja, joh?’

Even vreesden we het ergste, maar Timmermans speelde gewoon door en maakte de ene fenomenale snoekduik na de andere.

Toch is het goed mis, zo blijkt later. Timmermans wordt in de pauze vervangen door Jordan Santiago, een sympathieke Canadees die echter binnen tien minuten speeltijd in de 2e helft al gepasseerd is. En zo wordt het dan 1-1.

‘Godverdicky’, schreeuwt moeke Alberts verderop, ‘keep yourself toch bij de les, you stupid boy!’

Dan gebeurt het.
Terwijl onze jongens zich nog groeperen ruikt Excelsior bloed. De Rotterdammers zetten nog eens aan. Er volgt een aanval. De bal valt in ons zestienmetergebied. De Rotterdammers proberen ‘m in het doel te schieten. De Veendammers werpen zich als Kamikazepiloten voor elk schot. Even trappen ze de bal weg, maar daar is ie weer.
Het is nu heel erg warrig voor het Veendammer doel. Een enorme kluts. Iedereen trekt aan elkaar. In alle consternatie valt Mitch om. Doelman Santiago probeert in te grijpen door de bal weg te slaan.
Maar hij mist.
Wij houden allemaal ons hart vast. Is niet nodig. Iemand trapt de bal weer naar voren.
O shit, een Rotterdammer schiet hem weer terug. De bal komt nu voor de voeten van een Excelsior aanvaller. Die bedenkt zich niet en geeft de bal een knal.
Niets kan ons nu nog redden.
Niets om de bal tegen te houden.
Niets behalve Mitch die daar nog op de doellijn ligt. Hij ziet de bal komen. Ziet hoe de bal ongenaakbaar richting het Veendammer doel vliegt. Maar hij kan er niet met zijn voeten bij, alleen met zijn hand. Wat nu?

De tijd staat ineens stil.

De kleine Oscar kijkt met grote ogen toe. Net als wij Zwarte Mannen. Zelfs Zwarte Man Klein Goldewijk die vanwege zijn minieme oogblessure nu al een uur lang jammert dat hij nooit meer Stevie Wonder live zal kunnen zien optreden.
De Veendam Fanatics verstommen.
Moeke Alberts kan geen woord meer uitbrengen.
Excelsior spelers tellen nu alvast gretig de tweede goal.
SC Veendam spelers zien huiveringwekkend toe hoe de 1-2 zo meteen zal vallen.
De bal is op koers.
De bal zal linksonder in het net verdwijnen.
Niets kan de bal meer stoppen.
Niets.
Behalve Mitch.

In dit ene korte moment in de tijd dat alles stilstaat zien we onze reus denken. Wat te doen? Zal ik de bal laten gaan, in de wetenschap dat Veendam dan straks minimaal nog een doelpunt zal moeten maken om er een gelijkspel uit te halen? En zal dat dan genoeg zijn? Hoe vaak is het immers niet gebeurd dat we in thuiswedstrijden op het laatst toch nog een nekslag te verduren kregen? Hebben we nu niet alles nodig om het tij ten goede te keren? Ook al betekent het een handsbal en zal ik daarvoor van de scheidsrechter onvermijdelijk een rode kaart krijgen.
Ben ik een man of ben ik een muis?

Wij denken met Mitch mee, wij doen net zo goed het rekenwerk. Wij denken dat het beter is om slim te zijn. Wij denken dat het beter is om deze onvermijdelijke goal te accepteren.
Maar wij staan dan ook niet op het veld. Wij liggen niet op de doellijn. Wij kunnen niets doen.
Alleen Mitch.
Alleen Mitch kan het doen.

Ineens gaat de tijd weer verder. De bal vliegt op het Veendammer doel af en Mitch – geweldenaar die hij is – bedenkt zich niet langer. Vlak voordat de bal doel zal treffen stompt Mitch de bal met zijn hand weg.

Wat volgt is logisch: Mitch wordt van het veld afgestuurd, Veendam moet verder met tien man en Excelsior scoort een – eerlijk is eerlijk – voortreffelijk genomen penalty.
Het is 1-2. SC Veendam staat op achterstand.

Maar er volgt nog meer wat niemand verwacht. Wat de precieze reden is kunnen zelfs wij Zwarte Mannen niet bevroeden. Is het, zoals Zwarte Man Fousert op Twitter ontdekt, dat doelman Timmermans de eerste helft heeft uitgespeeld met een zware hersenschudding en een gebroken ellepijp? Is het omdat Cijntje de knop omdraait en iedereen aanjaagt? Of is het omdat de actie van Mitch niet lichtzinnig maar juist inspirerend blijkt? Misschien is het een combinatie van alle drie factoren, maar hoe dan ook, onze jongens krijgen ineens vleugels – net zoals tegen De Graafschap een aantal weken geleden – en laten zien uit welk hout ze nu werkelijk gesneden zijn. ‘Zijn wij mannen of zijn wij muizen?’ Vanaf dan is het de ene na de andere aanval op het Rotterdammer doel, wat al snel resulteert in een gelijkmaker van de schoen van SC Veendam spits Jonathan Opoku.

‘Pak ze!’ juicht moeke Alberts verderop.

Zwarte Man Klein Goldewijk – op veilige afstand van de gele vlag die de kleine Oscar uitgelaten zwaait op de tribune – moet zelfs een paar tranen van geluk wegpinken.

‘Zo mooi zie je ze niet vaak’, zucht hij.

Het wordt zelfs 3-2, als Lars Hutten een penalty erin schiet. En dan is het natuurlijk billenknijpen tot het einde, want Excelsior is er alles aan gelegen er op z’n minst nog een gelijkspel uit te halen. Maar het mag niet baten. Net als in de eerste helft gaat de Veendammer verdediging weer op slot.
En als het echt niet anders kan, dan wordt de bal gewoon ver weg geschopt. Zo ook als doelman Santiago de bal een snoeiharde trap geeft, net als de scheidsrechter het eindsignaal fluit. We zien de bal omhoog vliegen, steeds hoger en hoger, de avondzwarte hemel in, waar ie ter hoogte van de veldlampen van De Lange Leegte plotseling stil blijft hangen.

‘Dit is de mooiste wedstrijd die ik hier ooit gezien heb’, glundert de kleine Oscar terwijl hij trots met zijn gele vlag zwaait.
‘Ja joh’, zegt Zwarte Man Van der Veen, ‘dat heb ik nou ook.’

Pas als de veldlampen een halfuur later uitgaan stuitert de bal – net als wij – weer terug op de aarde.



© Bill Mensema

maandag 26 november 2012

Grote kunst over pompoenenkweek

In deze winderige dagen gaan ook de zwarte mannen gestaag door. Gestaag ging het afgelopen vrijdag in het stadion zeker niet. Excelsior werd verslagen in een enerverende wedstrijd. Een aantal zwarte mannen had het geluk om na afloop met supporters uit Rotterdam van gedachten te wisselen over voetbal en Veendam in het bijzonder. Deze heren spraken vol ontzag over de Langeleegte en waren bij en vorig bezoek zelfs in de Pekela's geweest om te kijken hoe de wereld er daar uitziet. Er worden plannen ontvouwt om supporters van de tegenstanders met een wijde blik voortaan een arrangement SC Veendam aan te bieden onder het kopje 'Veenkolonies' totaal. Moet kunnen. Als zwarte man Sandman Garrison Keillor in verband kan brengen met de Veenkolonies is niets schier onmogelijk. De toekomst is aan de Veenkolonies.



Een collega keek misprijzend op mijn scherm: ‘alweer Electric Barbarian? Je schrijft altijd over Electric Barbarian.’
Ja. Net als Sam Tanenhaus bij zijn aantreden als chef van The New York Times Book Review opmerkte dat elke nieuwe roman van Philip Roth nieuws is, zo is elk nieuw album van EB nieuws. In ieder geval in Groningen.
In tegenstelling tot lokaal gefokt voedsel halen de meeste mensen hun neus op voor lokale kunst en cultuur. Als het niet uit de Randstad komt kan het niks wezen. Het probleem is dat niet alleen in Amsterdam en omstreken zo gedacht wordt, noordelingen doen het ook. Dichter Ronald Ohlsen noemde dat ooit ‘de postcode-ziekte’. Zodra er 050 voor staat, wordt er met misplaatst dedain naar gekeken. Vooral door ons zelf. Stop daar mee. Amsterdam, dat is pas lokaal.
Schoonheid, zo wil de communis opinio, is het exclusieve domein van een brallende Lady Gaga en een vermoeid kijkende Pierre Bokma. Edoch, en dat is een missie van de zwarte mannen, de leukste cultuur moet juist gezocht worden in de vergeten hoekjes in het Huis van de Kunst; achter een losse plint, in een rommelschuurtje, of onder een berg vuil wasgoed.
Zoals ‘A Prairie Home Companion’, het radioprogramma dat sinds jaar en dag gemaakt wordt door Garrison Keillor. Hij is naast presentator schrijver van onder meer boeken over het fictieve plaatsje Lake Wobegon in Minnesota.
Ik kende het vaag, maar werd er onlangs op geattendeerd door Rudi Kamminga, programmeur van het Grand Theatre en in de Martinistad een van de avant-gardistische denkers als het om theater en dans gaat. Hij mailde mij: ‘Zeker niet direct te vergelijken met Slochteren, maar een beetje ook weer wel.’
Kamminga citeerde daarbij Keillor - ”It's not the end of the world but you can see it from there" en vervolgde: ‘In ieder geval heel onderhoudend om naar te luisteren (en te lezen). Vast onderdeel van de wekelijkse, 2 uur durende, uitzending is een verhaal van Keillor dat standaard begint met "It's been a quiet week in Lake Wobegon, my hometown, at the edge of the prairie" en standaard afsluit met "This was the news from Lake Wobegon, where all the women are strong, all the men are good looking and all the children are above average”.’
Zijn vertellingen gaan over zaken als de tomaten- en pompoenenkweek, over de avonturen van het plaatselijke footballteam, de belevenissen van de vrouwelijke pastoor etc. Kamminga luistert er via internetradio elke week naar, dankzij het fenomeen van de podcast (http://prairiehome.publicradio.org/about/podcast/.).
Rudi was op zoek gegaan nadat zijn vrouw op de radio een verhaal van Jeroen Wielaert (niet toevallig een zwarte man) hoorde waarin hij verwees naar een uitspraak van Keillor.
Blij verrast mailde ik terug dat ik het wel kende, maar dat ik dacht dat ‘A Prairie Home Companion’ gestopt was. Ik had immers een film gezien over de laatste uitzending. Die viel op omdat net in die tijd Pé en Rinus in de theaters stonden met het programma ‘Voorheen de Bende mit pazzipanten’. Het leek wel of die show daar op geïnspireerd was.
‘Klopt’, mailde Rinus, ‘Jan Veldman kwam er mee aanzetten.’
Aangezien de missie van de zwarte mannen is om ontregelend verbindend bezig te zijn, mailde ik onmiddellijk Bert Hadders. Die moest van Keillor weten, als ie het al niet wist.
Bert reageerde onmiddellijk: “Jazeker, ik ken de boeken die hij over Lake Wobegon geschreven heeft. Er is ook een fantastische speelfilm over die radioshow gemaakt met Garrison Keillor in de hoofdrol (en met Lindsay Lohan!, hs). De laatste van Robert Altman. Heel grappig allemaal, moar nait haalf zo roeg als de Veenkolonies.”

Herman Sandman

dinsdag 20 november 2012

Mephis music

"Children by the million sing for Alex Chilton when he comes 'round. They sing: "I'm in love. What's that song? I'm in love with that song." Zwarte man van der Veen over een held die vanavond aan de orde kwam op de buis. Tim Knol werd bij het horen bijkans emotioneel. Zwarte man Van der Veen schrijft en duikt vanavond in zijn cd kast.



Ik kijk vanavond naar DWDD en er wordt door Matthijs van Niewkerk gesproken over Big Star. Hij kent dit muzikale fenomeen niet, maar onder zwarte mannen zijn Alex Chilton en de zijnen geen onbekende. Twee jaar geleden is Chilton op 59 jarige leeftijd overleden. Hierover nadenkend doet het mij beseffen dat een groot deel van mijn cd collectie met hem is verbonden. R.E.M, Lemonheads, The Cramps, Jeff Buckley, Replacements, Wilco, dEUS, Elliot Smith zijn allemaal schatplichtig aan de man die op zestienjarige leeftijd een nummer één hit scoorde met The Letter.

Ik kijk weer eens naar bovenstaand filmpje over hoe in het Amerikaanse Congres de kwaliteiten van Alex Chilton op een rij worden gezet. Hier valt niets op af te dingen. Over politiek gesproken. Is dit in Nederland mogelijk? Ik dacht het niet. 

Na een optreden in de Vera club in Groningen zat Alex Chilton op een bank in een drukke bovenzaal Alex Chilton te zijn. Alleen. Dat iemand muzikaal zo onderschat kan zijn dat hij lange tijd de kost moest verdienen als bordenwasser en tuinman om de eindjes aan elkaar te knopen zat in mijn hoofd. Ooit omschreven als de bitterste ex-popster was hij er de man niet naar om zomaar een gesprek mee aan te knopen. Zijn lichaamstaal was duidelijk. Enkel handje schudden, daar bleef het bij. Een ontmoeting, maar eigenlijk ook weer niet. Exemplarisch voor het verloop van zijn carrière en faam.

In The Letter had hij haast om bij zijn lief te zijn. Maar op 59 jarige leeftijd sterven is wel jong.

The Replacements zongen eind jaren tachtig over hem: "I never travel far, without a little Big Star. If he was from Venus, would he meet us on the moon? If he died in Memphis, then that'd be cool, babe."

Chilton is echter overleden in New Orleans.

"Children by the million sing for Alex Chilton when he comes 'round. They sing "I'm in love. What's that song? I'm in love with that song."

Mr. Chilton terugwerkende kracht bedankt.

Zwarte mannen gaan vrijdag tegen Excelsior Big Star neuriën op de tribune. Is dit in Nederland mogelijk? Ja in Veendam! Bij de SC Veendam.

vrijdag 16 november 2012

Bij de dood van een schrijver

"Mijn beschermengel is aan uitputting bezweken"' De Zwarte Mannen zijn verdrietig. Zwarte man Sandman staat stil bij de dood van een schrijver. Hij staat stil bij de dood van een groot veenkoloniaal schrijver. Hij staat stil bij de dood van Nanne Tepper. Sandman geeft de treurnis woorden.

Henry Wallis - The Death Of Chatterton, 1856, Tate Britain

Een opmerking van hem heb ik goed in de oren geknoopt: Niemand zit op je te wachten. Daarmee doelde hij op de vaderlandse literaire wereld, steevast aangeduid als ‘Luiletterland’. In zijn ogen bevolkt met gemakzuchtige schrijvers, onkundige uitgevers, critici die er he-le-maal niks van begrepen en redacteuren met een ego zo groot als de Hoornse Plas. Nanne gruwde er van, al kwam de constatering niet voort uit bitterheid, het klonk vooral realistisch.

Hij zei het in een publiek vraaggesprek met DvhN-verslaggever Bram Hulzebos, ik meen in het Poortershoes, jaren geleden, toen er in Groningen nog elke week een literaire bijeenkomst op de agenda stond. Het was een bijzonderheid dat Nanne aanschoof, want ook van het stadse culturele leven hield hij zich verre. Nanne Tepper was een schrijver die volledig in beslag werd genomen door het schrijven.

Wat we gemeen hebben is onze achtergrond. Hij komt uit Hoogezand en Veendam, ik uit Stadskanaal. Dat is dezelfde wereld. Daarmee houdt elke vergelijking op. Ik schrijf voor de glimlach en soms de ontroering, hij was genadeloos. Genadeloos in zijn verhouding tot de letteren, genadeloos tot alles wat nep was en van kwaliteit gespeend en genadeloos naar de mensen om hem heen.

Ik keek tegen hem op.

Om zijn bravoure, om zijn schrijftalent en om het feit dat hij zijn achtergrond, zijn Veenkoloniale roots, op een hoger plan had getild. In zijn debuutroman De eeuwige jachtvelden en in de novelle De avonturen van Hillebillie Veen.

Buiten het interview met Hulzebos, waarvan ik verslag deed in de Gezinsbode en waarvan voornoemde zin zelfs de kop was, heb ik hem twee keer gesproken. De eerste keer toen ik hem voor de Veendammer interviewde, nadat De vaders van
de gedachte was genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Dat was in zijn huisje in De Oosterpoort. Alles in hem ademde een volledige overlevering aan het geschreven woord. Zijn boeken, zijn gerook, zelfs in de manier waarop hij zijn flesje bier vasthield zag ik literatuur. Wat hij zei, daarvan heb ik weinig begrepen. Dat lag aan mij. Ik was net toe aan Hemingway en Thompson, terwijl Nanne, zoals hij zei, tijdens de nachten waarin hij schreef ‘in gesprek’ ging met zijn helden: Nabokov, Faulkner, Baudelaire.

Hij kon ook goed poseren.

De tweede keer was een paar jaar geleden, ik meende na het verschijnen van De lijfbard van Knut de Verschrikkelijke. Ik wilde weer een interview. Ook omdat hij met een grote roman bezig zou zijn. Dat ging niet, zei de uitgever. Doe hem dan maar de groeten, schreef ik en tot mijn verbazing kreeg ik een mailtje terug. We schreven wat heen en weer en besloten tot een kopje koffie. In zijn huisje bij het Noorderplantsoen.
Dat kon alleen ‘s ochtends. Vanwege het ‘gedonder in mijn hoofd’, dat hem al zijn hele leven bezighield, deed hij ‘s nachts helemaal geen oog meer dicht. Alleen ‘s middags lukte dat, een paar uurtjes. Zijn ziekte was een soort van point of no return gepasseerd. Schrijven bleek onmogelijk geworden. Lezen ging nauwelijks. Mailen wel, korte stukjes. Tussen het roken door toonde hij zich genadeloos als altijd. Ook naar vrienden, met wie hij was gebrouilleerd. Er was inderdaad een idee voor een grote historische roman, maar het was duidelijk: die zou nooit verschijnen.

Een lichtpuntje was wel dat hij, ontdekte ik later, voor Prime Time schreef, het twee-wekelijkse periodiek van Elpee Groningen. Maar de berichten van Jan en Jan van Elpee waren wisselend, evenals de frequentie van zijn bijdragen. De laatste keer dat ik naar hem vroeg, was het: ‘nou, hij was bijna niet meer onder ons geweest’. Een autoritje, zijn enige pleziertje nog, was in het water geëindigd en hij kon maar net gered worden.

Was dat het laatste zetje? Ik weet niet of hij dood wilde. Het is duidelijk dat hij niet verder wilde leven, maar volgens mij zijn dat twee verschillende dingen.

Bram Hulzebos kwam donderdagochtend even langs. Hij vertelde wat de uitgever had bevestigd. Daar was ik even stil van. Niet uit verbazing, maar ik had gehoopt dat hij het niet zo doen. Nanne was echter ook genadeloos voor zichzelf.

Herman Sandman

dinsdag 13 november 2012

Ook Hugh Cornwell is een Veenkoloniaal

Inleiding is feitelijk overbodig. Helden zijn overal. Zwarte man Sandman had een gesprek en was niet op zoek, maar doet desondanks een ontdekking. 'No more heroes', maar een zwarte veenkoloniale ontdekking.



De promotor zei dat hij op twee – de twee meest gestelde – vragen waarschijnlijk geen antwoord zou geven: ‘Waarom heb je The Stranglers verlaten?’ en ‘Komen The Stranglers ooit weer bij elkaar?’
Als ik ergens een hekel aan heb is dat mensen mij vertellen wat ik wel of niet moet doen (‘ga de keuken schilderen’) en alleen al daarom had ik ze willen stellen.
Daarover grapte ik ook ooit met Marcel M., artistiek leider van het Noord Nederlands Orkest. We zaten in zijn Alfa Romeo te wachten op Heiner Goebbels, een Duitser die met een jazzachtergrond hedendaagse composities maakt, de samenwerking zoekt met andere disciplines en zijn werken aldus inbed in een theatrale setting. Volgens Marcel moest je twee dingen niet aan hem vragen: of elke schepping dan een Gesammtkunstwerk is en of hij toevallig familie was van?
Wij hadden aldus veel lol met het bedenken van de eerste vraag die ik Goebbels zou stellen, maar aangezien Cornwell al langer weg is bij The Stranglers (22 jaar) dan dat hij er deel van uitmaakte (16 jaar) en ik het bovendien stomme vragen vond, concentreerde ik me op datgene waarvoor hij in Vera kwam. Liedjes spelen van zijn nieuwste plaat: Totem and Taboo.
De titel alleen al sprak mij aan, want in Oost-Groningen weten wij alles van heilige huisjes en dingen-waar-men-niet-over-spreekt. In respectievelijke volgorde: de club SC Veendam en de financiën van de club SC Veendam.
Wat Hugh mij uitlegde - ik mocht Hugh zeggen als hij Hurmén zei – was dat hij niet trachtte die heilige huisjes omver te kegelen en de over taboe zwijgende mens naar de verdoemenis te vloeken, maar dat hij de dingen ‘bespreekbaar’ wilde maken. In zijn liedjes wel te verstaan. Dat klonk logisch, al trok ik het wel meteen door naar de Veenkoloniën en dacht: de kwaliteit van de gehaktballen onder de familietribune is NIET bespreekbaar (verrukkullluk), evenmin als de overgang van Cijntje naar Groningen (laat ze lekker iemand kopen) en de naam van die ene tribune (‘Windhoek’) die is overduidelijk WEL bespreekbaar (moet natuurlijk ‘De Zwarte Mannen-tribune’ zijn).
Maar met dat gedoe over Totem and Taboo, daarmee is de heer Cornwell echter nog geen Veenkoloniaal. Dat werd hij wél vanwege zijn antwoord op mijn vraag of hij inderdaad ‘apetrots’ was, zoals de Vera-site vermeldde, op de vier sterren die het Mojo-magazine aan zijn plaat had gegund.
‘Nee’, zei hij, ‘ik ben nooit trots. Zeker niet als een aap. Staat dat er echt?’
‘Ik verzin het niet’, zei ik.
‘Maar dat is een term die ik nooit gebruik. Ik ben op een leeftijd dat een emotie als extase mij vreemd is. Daarbij: als je hoog stijgt, zwevend op alle lof, dan kun je ook weer diep vallen. Dat wil ik voorkomen.’
Complimenten aannemen, zo zei Hugh, daar deed hij dus niet aan. Kijk, en dat is wel helemaal van de Veenkoloniën, waar mensen, opgevoed met slaag en regen, zich liever drie dagen door een trekker door de stront laten trekken dan dat ze ‘dank je wel’ moeten zeggen.
Waarna ik na het telefoontje stilletjes aan tafel bleef zitten. Als tiener zat ik ’s avonds aan de radio gekluisterd, als er een live concert van The Stranglers werd uitgezonden (dat cassettebandje heb ik nog steeds) en nu had ik de man zomaar aan de telefoon.
Het kan verkeren.
Louis van Gaal zei het al.

vrijdag 9 november 2012

Etalage

Zwarte mannen hebben gehoord dat naar verluidt de financiële situatie bij de Sittardia Combinatie niet van je dat is. Hebben wij weer. Gaan ze zich op de Langeleegte in de kijker spelen.

donderdag 8 november 2012

Arabisch met een Syrisch accent

Jaren geleden heeft zwarte man Van der Veen college mogen genieten van professor Han Drijvers. Een kleurrijk docent die hem wegwijs heeft gemaakt in de wereld van het Oude Testament. Drijvers is niet meer, maar onze zwarte man moest ter hoogte van Borgercompagnie aan hem denken.


Wegens een studiereis is prof. Drijvers de komende weken niet beschikbaar stond er op het prikbord van de Theologische Faculteit aan de Kijk in't Jatstraat. Jammer want de colleges van professor Han Drijvers waren een wekelijks hoogtepunt. Drijvers was een redelijk onnavolgbaar man. Wat wil je. Geboren in Winschoten, leerling van de grote prof. Van Baaren, werkzaam op Princeton. Dan ben je wel iemand. Zaken als wetenschappelijk corvee waren niet aan hem besteed. Drijvers gaf les op niveau. Niet dat hij hooghartig was, integendeel. Een leraar in de klassieke betekenis van het woord. Hij wist kennis en Groningse nuchterheid te koppelen. Na afloop van zijn colleges zag de Martinitoren er anders uit, kortom je leefwereld was anders geworden.

Terug van de studiereis uit het Midden Oosten hingen wij aan zijn lippen. Drijvers, man van de wereld, deed onder andere verslag van een doldrieste taxirit door de straten van Damascus. Met een Oost-Gronings accent vertelde Drijvers dat de chauffeur niet te stoppen was daar deze Arabisch sprak met een Syrisch accent. Drijvers sprak natuurlijk Arabisch met een Gronings accent en dan wordt communicatie ook in Damascus moeilijk. Deze gebeurtenis en zin is onder theologen aan Drijvers blijven kleven. Kennis van het Oude Testament ten spijt.

Vanochtend in de auto bij Börkomnij hoorde ik de stem van Tanja Nijmeijer op de radio. Deze van origine Nederlandse sprak namens het FARC op een vredesconferentie in Cuba.

Professor Drijvers schoot door mijn hoofd. Nijmeijer sprak Spaans met een Twents-Gronings accent.

Wat ik van haar en het FARC moet vinden weet ik niet. Eigenlijk ook weer wel.

woensdag 7 november 2012

5:19

Vannacht om vijf uur negentien meldde zwarte man Blaakmeer uit de residentie het volgende: 'Obama herkozen'.


Wetende dat Veenkolonialen niet altijd scheutig zijn met complimenten, verdient het volgende beeld de volle aandacht. Hoe klein het ook mag lijken, maar als je als president van de grootste democratie ter wereld zo ogenschijnlijk losjes met de mannen van Wilco kunt converseren, dan sta je boven, onder en in de materie. In het 'gewoon' doen straalt dit beeld 'stijl' en gevoel voor 'decorum' uit. Het beeld Rutte en Gordon is van een andere orde. Zwarte mannen gaan de hele week muziek uit Chicago draaien.

Alleen jammer voor het gezin dat pappa Obama de kinderen niet nog een hond gunt. 'One dog is enough', was een leuke bijzin tijdens zijn overwinningsspeech twee uur geleden.

Gefeliciteerd.

zaterdag 3 november 2012

Afscheid

Langs de zijkant van de Martinikerk staat een paarse rouwwagen van het type Volvo V90 geparkeerd. De mobiele telefoon bericht van een nieuw schrijven. Ter hoogte van de winkel vol met zwerfsportartikelen open ik de juiste applicatie en zie dat zwarte man Sandman zijn laatste column voor de Gezinsbode heeft gestuurd. Dit mag de blog. Nee, dit moet op de blog.

Sandman keert terug naar de streek waar hij 'weg' komt. Deze zwarte man gaat terug naar het voedingsgebied van de SC. Een thuiskomen. Lees in de column zijn verantwoording.

In de Veenkolonies kan zwarte man Sandman's schrijven niet altijd gelezen worden. Gelukkig komt er binnenkort onder de titel 'Laatste bus naar Slochteren' een bundeling van  zijn beste Gezinsbode columns uit.

Zwarte mannen houden niet van zelfbevlekking, maar geef toe, dit is natuurlijk een typisch gevalletje zwarte mannen kado idee in deze steeds donker wordende dagen.

O ja, die rouwauto stond er in het kader van de rouwbeurs. De dood is het stilste levenslied. Zwarte mannen zijn het daar wel over eens. Daar is geen woord paars bij. Zwart zal overleven. Sandman gaat naar de Kanaalstreek. Daar kan de vlag in top.



Als de mannen van het vijfde donderdags na de training naar Vera gingen, probeerde ik me daar een voorstelling van te maken. Dat was een wereld ver weg. De muziek interesseerde me van A tot Z, ik bedoel, ik luisterde naar de Vpro, naar programma’s als De Wilde Wereld, maar hoewel ik als achttienjarige de leeftijd had, ik peinsde er niet over om naar een concert te gaan. Dat durfde ik niet.

Dat wat er in Vera gebeurde, zo maakte ik op uit de verhalen, daar moest ik maar niet heen. De flessen bier vlogen je om de oren en ik wilde voorkomen dat ik doodgedrukt zou worden tijdens het pogoën. Daarbij gingen ze soms nog naar de hoeren en zo was ik niet opgevoed.

De stad Groningen was in mijn beleving bevolkt met jongeren die hun neus ophaalden voor iemand uit Stadskanaal, die zo’n boertje van buiten niet eens zouden aankijken en als ze het al deden dan zou dat met zoveel dedain zijn dat zo iemand uit Stadskanaal op van de zenuwen de eerste bus weer naar huis nam, nog voor een noot muziek geklonken had.

Dat het wel meeviel hoorde ik pas toen ik naar Winschoten verhuisde. Vrienden uit de Rozenstad vertelden in geuren en kleuren dat ze eens kaarten in de voorverkoop hadden besteld, ik meen voor Killing Joke. Een uur voor aanvang van het concert werden ze bij de kassa uitbundig begroet: ‘Daar zijn de Winschoters! Achttien kaarten in de voorverkoop!’

Mijn angst om onder te gaan in het dansgeweld was overigens niet zo heel gek. Richard, een van mijn beste vrienden, herinnerde zich die avond: ‘We waren op tijd en stonden lekker vooraan. Wat we wel gek vonden was het weinige publiek. Tot een minuut voor aanvang ineens de grote deuren opengingen en een horde punkers en new wavers binnenstormde die bij de eerste klanken onmiddellijk losgingen in een woeste krijgsdans. In no time stonden we weer achterin de zaal.”

Toen ik 12,5 jaar geleden in de stad Groningen kwam te werken, als redacteur kunst en cultuur bij de Groninger Gezinsbode, hield ik dan ook mijn hart vast. Wat moest ik daar? Tussen al die bijdehante stadjers?

Ik had ‘ja’ gezegd toen ik voor de functie werd gevraagd, maar niet blakend van zelfvertrouwen. Dan moest ik naar Vera, naar De Oosterpoort, het Groninger Museum. Ik moest zorgen dat ik on speaking terms raakte met programmeurs en directeuren en ik zou er zelfs over moeten schrijven. Durfde ik dat?

De eerste jaren zat ik in het Groninger Museum als een kip naar het onweer te kijken naar Bono, naar Gorbatsjov en Jane Collins, maar alles wende en op zeker moment hoorde ik mezelf een vraag stellen aan Philip Glass.

De wereld van kunst en cultuur in Groningen is, ondanks het voortdurende geldgebrek, een boeiende biotoop, waarin plek is voor iemand met een goed idee. Wat ik nooit had kunnen bevroeden is dat ik me thuis ben gaan voelen in de stad. Op een dusdanige manier dat, toen we vanuit Groningen naar Slochteren verhuisden, ik met de blik van een stadjer naar het dorpse leven keek, het uitgangspunt voor deze serie verhalen.

Het gekke is weer dat ik juist in de stad leerde mijn eigen identiteit te koesteren. Ga niet met de meute bij, blijf bij jezelf. Een van de adviezen van Jacques J. d’Ancona heb ik altijd onthouden: ‘blijf leuke dingen doen’. Ik dacht eerst dat ie speciaal mij bedoelde, maar hij zei het tegen iedereen. Los daarvan: behoud de eigenheid en al is dat de Veenkoloniën, als je een goed verhaal hebt, zal niemand je uitlachen.

Met mijn vertrek bij de Groninger Gezinsbode, per 1 januari 2013, komt er een einde aan deze rubriek. Niet alleen omdat ik redacteur van De Kanaalstreek word, maar ook omdat ik niet meer met de blik van een stadjer naar het dorp kijk.

Herman Sandman




donderdag 1 november 2012

Echte piraten

Zwarte mannen zijn nimmer te beroerd zich te laten bijpraten over alles en nog wat. Het leven is tenslotte één groot leermoment nietwaar. Zo hebben wij ons laten influisteren dat dit het echte volkslied van de veenkolonies schijnt te zijn. William W met zijn "De turfstekers van het veen".

Het YouTube filmpje bevat alleen maar een logo van De Etherpiraten, maar dat is wel een logo dat ons direct doet denken aan dat van Sankt Pauli.

De muziek zelf? Wij weten het niet. Qua tekst: Turfstekers van het veen? Dat doen ze in de koloniën allang niet meer. Etherpiraterij, dat was wat er in de donkere tijden veel gedaan werd, zo herinner ik me. Trouwens ook in de Friese Wouden, weten wij uit betrouwbare bron. Qua muziek: er zit een lekker agressieve slaggitaar in (bijkans ska), maar ook een verschrikkelijke accordeon.

Het is weer eens wat anders dan de zeer correcte muziek die wij Zwarte Mannen voorstaan. Het is geen Johnny Cash, het zijn geen Black Keys. Nee, het is William W.